Kommentar |
De Avonden, Gerard Reve
Terwijl zijn moeder de tafel afruimde, werd er gezwegen. Naar gelang de tafel leger raakte, voelde Frits in zich een spanning groeien. ‘Nu met verstand en gevoel een vraag stellen,’ dacht hij. ‘Eerst een paar woorden om het gehoor te scherpen.’ ‘Abadida didonkolo bolde netsowan intedus, vader,’ zei hij, ‘igatedo, bewank dedestel.’ ‘Wat?’ vroeg de man, zich naar hem toebuigend. ‘Vader,’ vroeg Frits, ‘hoe oud was je, toen je naar de fabriek ging? […]’ De Avonden, 1947, blz. 201.
In De Avonden beschrijft Frits van Egters de laatste avonden van het jaar in Amsterdam van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Inmiddels wordt deze roman van Gerard Reve gezien als één van de belangrijkste werken uit de naoorlogse Nederlandse literatuur. Toen het boek net verscheen, was dat heel anders. Critici vonden Reves beschrijving van het naoorlogse Nederland veel te negatief. De manier waarop Reve het leven van een jonge man en de relatie met zijn ouders beschrijft, is cynisch, maar ook erg liefdevol en geestig. In de colleges lezen we gezamenlijk deze Nederlandse klassieker. We verdiepen ons in de Nederlandse literatuur van na de Tweede Wereldoorlog en proberen de roman te doorgronden en onze eigen mening erover te vormen. |