Een essentiële component van syntaxis is woordvolgorde: welke woorden mogen op welke plek in de zin staan. Nederlands en Duits kennen hierbij veel overeenkomsten maar ze zijn niet helemaal hetzelfde. Ken je bijvoorbeeld het verschil tussen “Ze liep in de rivier” en “Ze liep de rivier in”? En hoe zit het precies met “dingen die voorbij zouden moeten kunnen gaan”? In deze colleges gaan we hier nader op in.
2-Fach-Bachelor Geisteswissenschaften: Modul Sprachwissenschaft II
Kulturwirt BA: Grundlagenmodul Sprachwissenschaft